“Wetenschap”. Een woord dat op deze site vaak langs komt, maar wat betekent het nou precies? Als we de van Dale erbij pakken en de betekenis van het woord opzoeken, komen we deze definitie tegen: “het geheel van kennis en de manieren om die te verwerven”.
Wetenschap gaat dus niet alleen over feiten, maar ook over de methodiek waarmee we de feiten verkrijgen. Maar wat maakt een onderzoek aanpak nou wel of niet wetenschappelijk ? En wat is kenmerkend voor wetenschappelijk onderzoek naar het ouder worden? Deze week gaan we hiernaar kijken.
Van anekdotes naar onderzoek
“Ik sport 3 keer per week, daardoor blijf ik mentaal jong“, “Mijn moeder van 97 jaar kan nog net zo piano spelen als toen ze jong was”. Dit zijn allebei typische voorbeelden van anekdotes en ongetwijfeld heeft u wel eens uw vrienden en bekenden dit soort verhalen horen vertellen. Soms worden anekdotes ook als argumenten in een discussie gebruikt. Als iemand het erover heeft dat ouderen veel cognitief achteruitgaan, is het verhaal van een 97-jarige piano-speleter een goed tegenvoorbeeld om deze uitspraak te ontkrachten. Echter zijn dit soort uitspraken niet genoeg om wetenschappelijke conclusies uit te trekken. Weten we echt zeker dat de 97-jarige vrouw nog net zo goed piano speelt als vroeger? Of speelt ze nog steeds heel erg goed maar maakt toch wel een enkel foutje meer dan eerst? En wat betekent het feit dat zij nog zo goed functioneert voor andere mensen met oudere leeftijd? Kan iedereen van 97 jaar nog net zo goed hun hobby’s uitoefenen als toen ze jong waren?
Dit zijn allemaal vragen die laten zien dat anekdotes weinig zekerheid bieden over de conclusies die we uit ze trekken. Betekent dat dat ze helemaal nutteloos voor wetenschappelijk onderzoek zijn? Uiteraard niet! We kunnen uit dit soort verhalen inspiratie halen voor onderzoek. Pas als we weten wat we willen onderzoeken, kunnen we met de daadwerkelijke uitvoering beginnen.
Cross-sectioneel vs. longitudinaal onderzoek
Stel we willen weten of ouderen meer uitgekristalliseerde intelligentie bezitten dan jongeren. In ander woorden willen we erachter komen of onze kennis van feiten en vaardigheden met de leeftijd toeneemt.
Één manier om hierop antwoord te krijgen is om een groep jongeren met een groep ouderen te vergelijken. Beide groepen laten we een quiz doen en achteraf kunnen we vergelijken hoe ze hierop presteren. Dit soort onderzoek, waar we op een enkel tijdpunt een meting maken wordt cross-sectioneel onderzoek genoemd. Stel dat we observeren dat ouderen gemiddeld meer vragen op het quiz goed beantwoorden dan jongeren. Dan kan dit een aanwijzing zijn dat onze leeftijd inderdaad een positief effect op uitgekristalliseerde intelligentie heeft. Ook al klinkt dat niet verkeerd, we moeten wel voorzichtig zijn met dit soort conclusies. Weten we wel zeker dat de leeftijd en niet een andere factor cruciaal voor onze uitgekristalliseerde intelligentie is? Het zou bijvoorbeeld kunnen dat ouderen meer uitgekristalliseerde intelligentie hebben, omdat het curriculum nog anders was toen zij naar school gingen. In dit geval zou dus niet het feit dat ze ouder zijn maar hun schoolopleiding voorspellend zijn voor het aantal feiten dat ze kennen.
Als we meer zekerheid willen is het een goed idee om een zogenaamde longitudinaal onderzoek uit te voeren. Dit soort onderzoek duurt meestal meerdere jaren. We zouden dan een groep mensen bij elkaar kunnen zoeken en ze om de 5 jaar vragen een quiz te voltooien. Als we dat in totaal 20 jaar doen, kunnen we een beeld krijgen hoe hun prestatie op het quiz over de jaren heen verandert. Stel dat we opnieuw zien dat ouderen beter presteren dan jongeren, kunnen we met meer zekerheid zeggen dat het ouder worden positieve invloed op onze uitgekristalliseerde intelligentie heeft.
Ook al levert longitudinaal onderzoek meer betrouwbare resultaten op dan cross-sectioneel onderzoek, zitten er toch nadelen aan. Zo kan het een erg tijdrovend en duur proces zijn. Daarnaast gebeurt het vaak dat mensen halverwege het onderzoek uitvallen, doordat ze bijvoorbeeld gaan verhuizen of geen zin meer hebben om deel te nemen. Vanwege de verschillenden voor- en nadelen van de twee onderzoeksmethodes, is er geen duidelijke richtlijn over wanneer een wetenschapper voor welke methode moet kiezen.
Het kan meestal wel een goed idee zijn om eerst cross-sectioneel onderzoek uit te voeren om een eerste indruk van een probleem te krijgen. Vervolgens kunnen we de resultaten van dit onderzoek met een longitudinale studie uitbreiden.
Kleine Stapjes
Als we onderzoek naar ouder worden doen willen we het liefst duizend vragen in een keer beantwoorden. We willen weten wat veranderingen het ouder worden met zich mee brengt, welke factoren hierbij een rol spelen, wat voor maatregelen preventief werken en of er nog uitzonderingen op de regels zijn. Gezien de complexiteit van al deze vragen, is het echter niet mogelijk om ze allemaal eenvoudig en snel te beantwoorden.
In plaats daarvan kijken we met onderzoek telkens naar een heel klein stukje van een grotere puzzel. Als we dit goed doen kunnen we vervolgens meer puzzelstukjes in elkaar zetten om zo weer nieuwe perspectieven op een onderwerp te verkrijgen. Dit is een proces van continu testen en opnieuw evalueren. Stel bijvoorbeeld we onderzoeken hoe het ouder worden ons geheugen beïnvloedt. Door een cross-sectioneel onderzoek waar we jongeren en ouderen een simpele geheugentest laten doen, zouden we misschien zien dat op die taak jongeren wat beter presteren dan ouderen. Maar dat is slechts een kant van het verhaal. Zouden we met een andere geheugentaak dezelfde resultaten verkrijgen? Hoe zit het met ons visueel of auditief geheugen? Maakt ons opleidingsniveau of onze culturele achtergrond een verschil voor deze resultaten? Pas door verder te blijven onderzoeken, kunnen we hierop antwoord krijgen.
U heeft het vast al door, wetenschap is geen magisch tovermiddel, maar een intensief en lang proces. Dit klinkt misschien frustrerend en moeizaam, maar gelukkig staan we er niet alleen voor. Elk onderzoek draagt weer een klein steentje aan de groeiende berg van kennis bij. Doordat deze berg groter en groter wordt, kunnen we met wetenschap steeds verder kijken, Zo zijn we dus net als dwergen, zittend op de schouders van reuzen.
Meer informatie:
Institute for Work & Health (2015). Cross-sectional vs. longitudinal studies. https://www.iwh.on.ca/what-researchers-mean-by/cross-sectional-vs-longitudinal-studies