Met de vergrijzing van de wereldpopulatie is er steeds meer interesse naar wat voor veranderingen het ouder worden met zich mee brengt. Met hun onderzoek proberen veel wetenschappers te ontdekken wat er gemiddeld genomen gebeurt als de leeftijd van mensen toeneemt. Bijvoorbeeld over hoe het leervermogen afneemt als mensen ouder worden. Dit is handig om een globaal beeld van het ouder worden te krijgen, maar er zijn natuurlijk ook belangrijke verschillen tussen mensen. Waar de ene persoon merkt dat zijn leervermogen achteruit is gegaan, merken anderen nauwelijks verschil en zullen er zelfs mensen zijn die beter kunnen leren dan eerst.
Gelukkig zijn er ook studies die juist gericht zijn op het begrijpen van deze individuele verschillen tussen ouderen.
Verschillen binnen groep
In elke leeftijdsgroep verschillen mensen van elkaar. Dat is niet verrassend en heeft waarschijnlijk niet veel uitleg nodig. Wat echter blijkt is dat in sommige groepen de verschillen tussen mensen groter zijn dan in andere. Dit lijkt het geval te zijn voor oudere leeftijdsgroepen. In een onderzoek moesten jongere en oudere proefpersonen verschillende reactietijd taken uitvoeren, de ene moeilijker dan de andere. In een taak moesten ze bijvoorbeeld zo snel mogelijk op een knopje drukken zodra een bepaald voorwerp op een scherm getoond werd. In een iets moeilijkere taak, kregen de proefpersonen een reeks letters op een scherm te zien en moesten ze zo snel mogelijk beoordelen of de letters wel of niet een woord vormden (bijv. regen vs ralen). Uit het onderzoek bleek dat jongeren over het algemeen beter presteren op dit soort taken dan ouderen. Echter bleek ook dat de verschillen binnen de oudere groep groter waren. Waar dus de individuele prestaties binnen de jongeren proefpersonen niet enorm verschilden, was dat bij de oudere leeftijdsgroep wel het geval [3].
Het idee dat ouderen meer onderling verschillen dan jongeren, werd ook door ander onderzoek bevestigd. Wetenschappers uit Australië hebben bijvoorbeeld getest hoe de verschillenden leeftijdsgroepen presteren op taken omtrent geheugen, abstract redeneren en uitgekristalliseerde intelligentie. Hieruit bleek dat uitgekristalliseerde intelligentie het enige domein was waar jongeren evenveel variatie toonden als ouderen. Op de geheugen- en abstract redeneren taken waren er dus grotere onderling verschillen binnen de oudere leeftijdsgroep [2].
Brein-activiteit
Hoe komt het dat individuele verschillen met het ouderdom toenemen? En op welke manier verschilt het brein van een goed-presterende oudere op die van een minder goed presterende? Lijkt het beter-presterende brein gewoon meer op dat van een jonger persoon? Anders dan u misschien verwacht is dit niet per se het geval.
In een studie van Amerikaanse wetenschappers, werden oudere deelnemers aan het onderzoek opgesplitst in een groep met goed geheugen (hoog presterend) en een groep met minder goed geheugen (laag presterend). Vervolgens werd in beide groepen, en een groep jongeren, de hersenactiviteit gemeten terwijl ze geheugentaken uitvoerden in een PET scanner. Een PET scan is net zoals fMRI een methode om hersenactiviteit te meten. Ook hier wordt de hersenactiviteit bepaald door de bloedstroom van het brein bij te houden. Aansluitend werden de prestaties op de taken en de brein-scans van de jongeren met die van de laag- en hoog presterende ouderen vergeleken. Qua prestaties verschilden de jongeren en de hoog-presterende ouderen niet van elkaar. Beide groepen deden het even goed op de geheugentaak. Ze deden het wel allebei beter dan de laag-presterende ouderen [1]
Qua hersenactiviteit was bij de jongere deelnemers duidelijk te zien dat vooral de rechter prefrontale cortex (PFC) betrokken was. In dit soort gevallen, waar de ene hersenhelft meer actief is dan de andere spreken we over asymmetrische hersenactiviteit. Hetzelfde patroon werd bij de laag-presterende ouderen geobserveerd. Het feit dat zij op de taken minder goed presteerden dan de jongeren, duidt er echter op dat zij deze hersengebieden minder efficiënt konden gebruiken. Dit zou misschien kunnen komen door zwakkere verbindingen tussen de hersencellen in deze gebieden [1].
De hersenactiviteit van de hoog-presterende ouderen verschilde het meest van beide andere groepen. Hier was namelijk niet alleen maar de rechter, maar ook de linker PFC actief! Waar we dus bij de andere groepen asymmetrische patronen zagen, was het patroon van hersenactiviteit bij de hoog-presterende ouderen wel symmetrisch. Het zou dus kunnen dat de extra activiteit in de linker hersenhelft compenseerde voor het minder efficiënt functioneren van de rechter PFC bij ouderen. Dit zou dus de verschillende prestaties binnen dezelfde leeftijdsgroep kunnen verklaren [1].
Dit onderzoek was het begin van een lange reeks onderzoeken naar dit fenomeen. Veel van deze onderzoeken laten zien dat oudere proefpersonen meer symmetrische hersenactiviteit hebben en meer activiteit hebben in de PFC dan jongeren. Maar niet alle studies vinden dat dit patroon samen gaat met een betere prestatie. In sommige onderzoeken werd zelfs laten zien dat extra activiteit in de PFC samen ging met slechtere prestaties op verschillende taken [4]. Het zou dus kunnen dat mensen met extra activiteit in dit hersengebied, dit hersengebied juist extra nodig hebben omdat de rest van hun hersenen meer aangetast is door ouderdom. Als de verhoogde PFC activiteit niet genoeg compensatie voor deze veranderingen biedt, zou dit dus tot slechtere prestaties kunnen leiden [4].
Het blijft dus lastig om zeker te weten welke rol de extra activiteit in het PFC speelt bij cognitieve veranderingen met het ouder worden, vandaar dat dit nog steeds een belangrijke lijn van onderzoek is. Bij dit soort onderzoek kan het inzicht geven om niet alleen maar verschillen in hersenactiviteit te meten, maar ook te kijken hoe deze verschillen samen gaan met andere veranderingen in de hersenen.
Het belang van het individu
Waarom is het zo belangrijk om de individuele verschillen tussen ouderen in kaart te brengen? Aan de ene kant is een beetje nuance nodig om een realistisch beeld van het ouder worden te schetsen. Zeggen dat iedereen met een hogere leeftijd achteruitgaat is simpelweg niet correct. Bovendien zorgen dit soort uitspraken voor onnodig negatieve stereotypes over oudere leeftijdsgroepen. Daarnaast kan het bestuderen van verschillen tussen mensen uiteindelijk helpen om te ontdekken of er trainingen zijn die ouderen kunnen helpen wanneer ze last krijgen van cognitieve klachten.
Meer Informatie:
[1] Cabeza, R., Anderson, N. D., Locantore, J. K., & McIntosh, A. R. (2002). Aging gracefully: compensatory brain activity in high-performing older adults. Neuroimage, 17(3), 1394-1402.
[2] Christensen, H., Mackinnon, A. J., Korten, A. E., Jorm, A. F., Henderson, A. S., Jacomb, P., & Rodgers, B. (1999). An analysis of diversity in the cognitive performance of elderly community dwellers: Individual differences in change scores as a function of age. Psychology and Aging, 14(3), 365–379. https://doi.org/10.1037/0882-7974.14.3.365
[3] Hultsch, D. F., MacDonald, S. W., & Dixon, R. A. (2002). Variability in reaction time performance of younger and older adults. The Journals of Gerontology Series B: Psychological Sciences and Social Sciences, 57(2), P101-P115.
[4] Stern, Y. (2009). Cognitive reserve. Neuropsychologia, 47(10), 2015-2028.